De ochtend brengen we hevig schommelend, door de wind tegen tij situatie, achter ons anker door. Bij de eerste signalen van kentering gaan we anker op, het zicht is niet geweldig omdat er veel zand in de lucht zit. Zelf vis vangen lukte niet op de heen weg, op de terug weg maken we het ons gemakkelijker. Met het laatste Senegaleze geld kopen we op zee van een passerende visser 2 flinke vissen. Ze zien er uit als meervallen, maar dan de zoutwater variant en een doorn op de rug. Ze worden aan vislijnen gevangen, die waarschijnlijk een nachtje uitstaan met aas aan haken. Het zijn typische bodem eters, de ruime bek zit aan de onderkant en ze hebben baarddraden om de bodem af te tasten. De weinige graten zijn meer benig dan graat, achter de kop zit een vlezig lijf met een stevige ruggegraat. We knippen eenvoudig filet stukken langs de zijkant van de ruggegraat. Daarna deppen in grove maismeel en wat kruiden en dan bakken in een laagje olie. Pas als de vis vanzelf loskomt van de pan omdraaien. Met de lunch eten we een vis de andere bewaren we voor morgen. We zijn inmiddels al een paar uur onderweg en varen scherp aan de wind. De koers is niet belopen dus maken we slagen naar noord toe. Met een snelheid van 3-4 knoop op het log is de verwachting dat we morgen pas in de namiddag kunnen ankeren nabij Banjul. Hopelijk draait de wind vanacht zodat we een beter belopen koers kunnen voeren. |
.